Veel onwetendheid over PBM
“De kwaliteit van persoonlijke beschermingsmiddelen is vaak wel goed. Maar in de praktijk gaat er heel veel mis bij het beheer van persoonlijke valbeveiliging. De regels zijn onvoldoende bekend en er is weinig kennis bij eindgebruikers en keurende partijen”, zegt Dirk van Blijswijk, manager Expertisecenter van Safe Site - Powered by Mennens, lid van normcommissies op dit gebied en voorzitter van de werkgroep ‘Valbeveiliging’ binnen de branchevereniging Vereniging Veilig & Gezond Werken.
Zowel het op de markt brengen van persoonlijke beschermingsmiddelen in de Europese Unie (EU) als het gebruik ervan is tegenwoordig aan strenge regels onderworpen. “We merken echter dat de meeste werkgevers en werknemers onvoldoende op de hoogte zijn van die eisen. Die eisen zijn er ook niet voor niets. De persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) voor valbeveiliging vallen conform de Europese regelgeving onder de zwaarste veiligheidscategorie: klasse 3. Vallen van hoogte is in de bouw nog steeds één van de grootste risicofactoren”, zegt Van Blijswijk.
Verplichtingen voor leveranciers
Van Blijswijk legt uit dat er op 21 april 2018 nieuwe Europese wetgeving van kracht is geworden die de Europese richtlijn PBM 89/686 en Nederlandse wetgeving voor PBM vervangt. De oude PBM richtlijn is vervangen door de PBM verordening ‘2016/425’. “Deze nieuwe Europese verordening bevat updates en strengere regels voor het op de markt brengen van persoonlijke beschermingsmiddelen in de Europese Unie. Zo is er nu een geldigheidsduur voor CE-certificaten van vijf jaar. De nieuwe verordening beschrijft ook duidelijk de verplichtingen van alle marktdeelnemers in de toeleveringsketen. Een importeur of distributeur die een product in Europa onder zijn eigen naam, merk of handelsmerk op de markt brengt, is aansprakelijk voor alle verplichtingen van de fabrikant. Op de PBM moeten dan ook de product-identificatienummers en naam/postadres van de fabrikant en importeur vermeld zijn. Hiermee is duidelijk wie er verantwoordelijk is in de keten. Ook moeten er instructies en informatie over de veiligheid zijn bijgevoegd.”
Verplichtingen voor werkgevers
“Eén van de onderwerpen die vaak onderbelicht blijft is het beheer van de middelen”, aldus Van Blijswijk. Hij neemt ons mee in de verplichtingen voor werkgevers die in het Arbeidsomstandighedenbesluit (kortweg: Arbobesluit) staan. Zo moet er eerst een risico-inventarisatie en evaluatie worden gemaakt. Hierin is schriftelijk vastgelegd welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt (Artikel 5) en welke risico-beperkende maatregelen er worden genomen.
Hoofdstuk 7 van het besluit gaat in op de arbeidsmiddelen. Hierin staat onder meer dat ‘Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd’. Ook lezen we: ‘Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling’, en: ‘Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder.’
Verder moet een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing in begrijpelijke vorm ‘ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers’. “Toolboxmeetings van een half uurtje zijn niet voldoende om werknemers veilig te leren werken met PBM. Het is aan te bevelen hiervoor een training te organiseren, zodat werknemers doordrongen raken van de noodzaak om onder meer valbeveiliging op de juiste wijze te gebruiken en te onderhouden.”
Van Blijswijk verwijst naar Artikel 8, lid 3 van de Arbowet: ‘Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.’ “Maar het staat ook in elke gebruiksaanwijzing dat training verplicht is, evenals inspectie & onderhoud.”
Goed beheer
Een veilig gebruik van persoonlijke valbeveiliging, moet samengaan met goed beheer. Volgens het Arbobesluit moeten de nodige maatregelen worden genomen om ‘ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen’. We lezen ook: ‘Werknemers die belast zijn met het ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, bezitten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring.’
Van Blijswijk reageert: “Regulier onderhoud wordt niet of nauwelijks uitgevoerd. Materiaal wordt vrijwel nooit gereinigd, gebruikers stoppen nat materiaal na gebruik in een tas of koffer en zetten die weg tot een volgend gebruik. Met schimmel en/of roestvorming tot gevolg.” Maar hoe vaak moet er dan onderhoud plaatsvinden? Het Arbobesluit spreekt namelijk alleen over keuring van arbeidsmiddelen. Het antwoord vinden we in NEN-EN 365:2004/C1:2007 en ‘Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Algemene eisen voor gebruiksaanwijzingen, onderhoud, periodiek onderzoek, reparatie, merken en verpakking’. Deze norm geeft veel waardevolle informatie waaraan de fabrikant zich moet houden en welke informatie hij moet verstrekken aan de gebruiker voor een correct beheer. Hierin staat duidelijk dat inspectie van PBM periodiek, in ieder geval minimaal één keer per jaar, moet plaatsvinden.
“De gebruiksaanwijzingen van de producenten geven zelfs aan dat de PBM bij intensief gebruik vaker dan tenminste één maal per twaalf maanden inspectie behoeven. En ook dat iedere gebruiker voorafgaand aan gebruik zelf een visuele inspectie moet uitvoeren”, zegt Van Blijswijk.
Verder lezen we in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving dat keuringen en inspecties moeten worden uitgevoerd door een ‘competent’ persoon. Maar wie is er dan een competent persoon? “Veel partijen bieden trainingen aan gericht op periodieke inspecties van PBM. Een zoekopdracht ‘cursus inspectie valbeveiliging’ levert in 0,53 seconden ongeveer 54.900 resultaten op. De trainingsduur varieert van een halve dag tot drie dagen. Daarna mag de deelnemer zich ‘competent persoon’ noemen. Deze praktijken zijn uiterst kwalijk. Niet alleen is het beheer van het materiaal zeer slecht, kennelijk accepteert de eindgebruiker dit. Omdat hij de wet- en regelgeving niet kent en niet inziet dat dit gevaar voor zijn eigen veiligheid oplevert.”
Gebrek aan kennis
Van Blijswijk noemt tot slot als voorbeeld van het gebrek aan kennis de Richtlijn Steigers. Deze is recent zelfs opgenomen in de Arbocatalogus Bouw & Infra. “Maar ik lees wel dat een horizontaal lijnsysteem bij voorkeur zo laag mogelijk aangebracht moet zijn, maar minstens op 50 cm boven de standplaats van de monteur. Horizontale lijnsystemen moeten zich echter juist boven de gebruiker te bevinden in verband met de valkrachten en ter beperking van de verticale valhoogte.”
Ook mist Van Blijswijk de opmerking dat NEN-EN 365 een jaarlijkse keuring verplicht stelt, evenals de gebruiksaanwijzing. Bij gebruik bij steigers kan dit zelfs vaker zijn dan één keer per jaar. Ook zag hij graag vermeld dat bij de inzet van persoonlijke valbeveiliging men gecontroleerd heeft of er in alle situaties voldoende vrije valruimte aanwezig is onder de gebruiker en of er geen obstakels aanwezig zijn waaraan men zich zou kunnen verwonden tijdens een mogelijke val. We hebben vanuit de Vereniging Veilig & Gezond Werken de nodige aanbevelingen gedaan in de conceptfase, maar daar is helaas npg niets mee gedaan. Het versterkt daardoor het gebrek aan kennis over PBM.”