In je zoektocht naar de juiste valbeveiligingsmiddelen krijg je te maken met een groot aantal opties. Hierbij maken we onderscheid tussen collectieve valbeveiliging en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) voor valbeveiliging. Wanneer gebruik je wat? In dit dossier zetten we de belangrijkste toepassingen op een rij. Met deze keer: persoonlijke beschermingsmiddelen.
Als het gaat om valbeveiliging hebben collectieve voorzieningen altijd de voorkeur. Collectieve valbeveiliging is namelijk minder foutgevoelig en voor iedereen eenvoudig te gebruiken (eventueel na een korte instructie).
Wat is PBM?
PBM is de afkorting van persoonlijke beschermingsmiddelen. In tegenstelling tot collectieve valbeveiliging zijn PBM persoonsgebonden. Persoonlijke beschermingsmiddelen vereisen training of opleiding in het gebruik ervan. Maar: collectieve valbeveiliging is niet altijd mogelijk. Dan zijn persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk.
Toepassingen: het ABC van persoonlijke beschermingsmiddelen
Persoonlijke beschermingsmiddelen bestaan altijd uit drie vaste componenten, ook wel ‘het ABC van persoonlijke valbeveiliging’ genoemd.
A. Ankerpunten
De eerste stap bij persoonlijke beschermingsmiddelen voor valbeveiliging is altijd: een geschikt ankerpunt kiezen. Ankerpunten bestaan er in verschillende typen, die zijn vastgelegd in de EN 795:2012-norm.
- Type A: permanente ankerpunten (officieel geen PBM meer)
Deze ankerpunten worden op een vaste plek permanent bevestigd, bijvoorbeeld aan een muur of dak. Deze oplossing leent zich o.a. goed voor plekken die regelmatig moeten worden betreden, bijvoorbeeld vanwege inspectie of schoonmaak.
- Type B: mobiele ankerpunten
Niet elke locatie en elk type werk leent zich goed voor permanente ankerpunten. Dan zijn mobiele ankerpunten een oplossing: ankerpunten die je kunt verplaatsen en na gebruik weer demonteert. Voorbeelden van mobiele ankerpunten zijn een driepoot, ankerstrop of balkenklem.
- Type C: horizontale staalkabelsystemen (officieel geen PBM meer)
Deze systemen bestaan uit een staalkabel die ondersteund wordt door tussenpunten. Bij de goedkope systemen moet je bij de tussenpunten ompakken. Bij de duurdere systemen kun je doorlopen. Deze systemen worden veel toegepast op daken, in bedrijfshallen en aan muren.
- Type D: horizontale railsystemen (officieel geen PBM meer)
Komt qua functie in grote mate overeen met een staalkabelsysteem. Een railsysteem is doorgaans soepeler in het gebruik dan een staalkabelsysteem en buigt vrijwel niet. Deze systemen worden dan ook veel toegepast in situaties waar je wel aan het anker leunt of waar weinig ruimte is tussen de rail en de vloer.
- Type E: doodgewicht ankerpunten
Doodgewicht ankerpunten werken op basis van contragewicht. Het ankerpunt mag alleen gebruikt worden wanneer alle meegeleverde contragewichten zijn geplaatst. Let er wel op dat de onderconstructie sterk genoeg is. Doodgewicht ankerpunten zijn eenvoudig te monteren en verplaatsbaar. Deze oplossing wordt vooral toegepast bij tijdelijke werkzaamheden op plekken zonder permanente ankerpunten. Denk bijvoorbeeld op daken of kademuren.
Let op: nieuwe norm in de maak
In de EN 795:2012 is vastgelegd dat ankerpunten persoonlijke beschermingsmiddelen zijn als deze niet zijn bevestigd aan een onderconstructie. Bij type A, C en D is dat niet het geval en daarom zijn deze ankerpunten officieel geen persoonlijke beschermingsmiddelen (meer). Dat betekent ook dat hiervoor geen CE-markering mogelijk is. Voor deze ankerpunten is nu een nieuwe norm in de maak, die valt onder de bouwrichtlijn.
B. Bodysupport (harnassen)
Bij bodysupport gaat het om de valharnassen die je draagt tijdens werken op hoogte en diepte. Deze harnassen zijn persoonsgebonden en vallen dus onder persoonlijke beschermingsmiddelen. De harnassen bestaan er in verschillende varianten:
- Basisharnas
Een harnas met alleen een ankerpunt op de rug en/of op de borst. Voldoet aan de EN 361. Of een basisharnas volstaat, is uiteraard afhankelijk van de werkzaamheden en situatie. Vaak wordt deze gedragen in hoogwerkers of bij eenvoudige werkzaamheden op een plat vlak.
- Werkplaatsbeperkingsharnas / werkpositioneringsharnas
Harnassen met een ankerpunt op de borst en rug, én twee ogen op de heupen. Voldoen aan de EN 361 en EN 358. Deze werkpositioneringsharnassen worden o.a. veel gedragen bij werkzaamheden in het verticale vlak zoals vakwerkmasten, windmolens en in kranen.
- Zitharnas / Rope Access
Het meest geavanceerde harnas. Voldoet aan de EN 361, EN 358 en EN 813. Deze zitharnassen hebben een ankerpuntpunt op de borst en rug, twee ogen op de heupen én een abseilpunt ter hoogte van de buik. Ook zijn ze extra comfortabel en daardoor geschikt voor werkzaamheden die langere tijd duren en waarbij je in het harnas moet hangen. Denk o.a. aan Rope Access werkzaamheden en redden van hoogte.
Naast deze harnassen zijn er nog zogenaamde ‘specials’, bijvoorbeeld evacuatie- en reddingsharnassen. Deze worden voornamelijk gebruikt voor evacuatie en reddingsdoeleinden.
C. Connecting device (verbindingsmiddelen)
Tot slot onderscheiden we binnen de persoonlijke beschermingsmiddelen voor valbeveiliging de zogenoemde verbindingsmiddelen. Hiermee maakt de gebruiker zich vast aan het harnas en ankerpunt. Ook in verbindingsmiddelen zijn er volop mogelijkheden. Denk aan:
- Lijnen zonder demper, al dan niet verstelbaar (EN 354 en EN358)
Een lijn zonder demper, waarin je dus nooit wil vallen. Deze lijnen volstaan prima in situaties waarbij je de werkplek beperkt zoals op daken of in een hoogwerker.
- Lijnen met demper (EN 354 en EN 355)
Een lijn waarin je zou mogen vallen omdat er een demper in zit. De demper rekt dan uit om de kracht op te vangen die vrijkomt bij de val. Deze worden gebruikt in situaties met valgevaar waarbij het gebruik van een lijn zonder demper geen optie is. Vaak ook op daken.
De dubbele vallijn wordt vaak gebruikt bij werkzaamheden waarbij de gebruiker veel moet klimmen, zoals in vakwerkmasten of windmolens en kranen.
- Valstopblokken (EN 360)
Een valstopblok is bevestigd tussen het harnas en het ankerpunt. Bij vallen blokkeert het valstopblok direct dankzij een remmechanisme. Ze zijn er in kleine en grotere uitvoeringen. Grote valstopblokken beschikken soms ook over een reddingsfunctie of automatische afdaalfunctie. Het gebruik is zeer divers en afhankelijk van de werkzaamheden en de specifieke locatie.
- Vangwagen / loper (EN353-1)
Een vangwagen / loper wordt gebruikt bij verticale rail- of kabelsystemen, bijvoorbeeld tijdens het beklimmen van een ladder waar geen kooi omheen zit. Val je achterover, dan blokkeren de karretjes in de rails en binnen 10 centimeter activeert het remmechanisme van de vangwagen. Deze systemen zitten in veel magazijnkranen, vakwerkmasten, windmolens, torenkranen en lichtmasten. Daarnaast zijn er ook lopers voor tijdelijke verticale systemen (EN 353-2).
Valfactor
Tot slot: maak je gebruik van een vallijn of minivalstopblok als PBM? Houd dan rekening met de valfactor. Mag je je alleen vastzetten boven je hoofd (valfactor 0)? Of op schouderhoogte (valfactor 1)? Of op voetniveau (valfactor 2)?
- Bij valfactor 0 haak je zo hoog mogelijk aan.
- Bij valfactor 1 val je één keer de lengte van de lijn. Het ankerpunt zit op dezelfde hoogte als waar de lijn aan je harnas vastzit.
- Bij valfactor 2 val je twee keer de lengte van de lijn. De lijn is verankerd op voethoogte.
Persoonlijke beschermingsmiddelen: ontdek onze trainingen
Het allerbelangrijkst is dat medewerkers weten hoe zij veilig gebruikmaken van de persoonlijke beschermingsmiddelen. Wij trainen cursisten in veilig werken op hoogte, klimmen, redden en evacueren op hoogte of in diepte. Dit kan op locatie, in één van onze vestigingen door het land of in ons compleet uitgeruste Expertisecenter in Vlaardingen. Ontdek onze trainingen voor werken op hoogte en meld je aan.
Vraag een Safety Scan aan
Ben je benieuwd welke kansen er in jouw organisatie zijn om veilig(er) te werken op hoogte of in diepte met collectieve valbeveiliging? Neem contact met ons! Wij inventariseren alle aandachtspunten op basis van de geldende wet- en regelgeving en stellen aan de hand hiervan een adviesrapport op.